Baas in eigen bikini: stuk voor LINDA magazine.
Deze maand staat er een stuk van mijn hand in de LINDA. Je kunt lezen hoe het is voor een man om een bikini te dragen.
Omdat jullie natuurlijk wel gewoon dat blad moeten gaan kopen, plaats ik hieronder niet het hele stuk. Wel het begin.
Als de eerste zonnestralen door de wolken breken begint het gezeur. Net als het jaar daarvoor. En het jaar dáárvoor. Geëmotioneerd klagen de vrouwen in mijn vriendenkring over hun bikini en de rompslomp die ze daar gratis bij krijgen. Allerhande putjes, bobbels, ribbels en littekens worden genadeloos uitgelicht. Striae? Gadver! Een aangeboren molligheid? Foei! Aangegroeide molligheid? Nóg erger! Te kleine, te grote, of hangende tieten? Gezucht. Benen zijn te dik, billen te lomp: het. is. vreselijk. Verder is de blik van mannen te geil en die van vrouwen te vilein. De meeste vrouwen in mijn omgeving vinden het helemaal niet zo leuk een bikini te dragen.
Voor mij als man is het op zijn zachtst gezegd allemaal wat verwonderlijk. Dat die paar honderd vierkante centimeter textiel ruim vijfenzestig jaar na de atoombommen op het eiland Bikini waar het kledingstuk zijn naam aan ontleent nog steeds zo-veel los maken vind ik verbazingwekkend en, eerlijk gezegd, behoorlijk vermoeiend. Maakten die vriendinnen zich maar wat minder druk om dat soort frivole zaken, dacht ik altijd. Tot ik besloot zelf eens een bikini te gaan passen.
Om schattige verkoopmedewerksters niet teveel de stuipen op het lijf te jagen, wilde ik mijn verkering meenemen. Ik stuitte op verzet: ze dacht dat ze me, na me in bikini te hebben gezien, nooit meer sexy zou kunnen vinden. Ik wist haar over te halen door te zeggen dat ik straks eindelijk haar geklaag over ‘genant doorschijnende topjes’ en ‘irritant lubberende broekjes’ zou begrijpen. Ze werd toch altijd zo nagekeken? Zou ze niet willen dat ik dat eens meemaakte?
Ze vergezelde me een groot warenhuis in, recht op de (peperdure!) bikini’s af. Terwijl we door twee jeugdige verkoopsters enigszins vijandig werden bekeken beoordeelde ik de klaarhangende setjes. Ik twijfelde tussen strepen en stippen. Of toch die bloemen? Uiteindelijk trok ik dessins van de haakjes die volgens mijn verkering een beetje pushup zouden geven en gemakkelijk aan te doen zouden zijn.
Nu ben ik atletisch gebouwd. Eén meter zesentachtig, vierentachtig kilo. Mijn borstspieren vormen zich tot een (zeer bescheiden maar behoorlijk vierkante) b-cup. Mijn kont, zo blijkt, heeft een gezellig maatje 40. In het pashokje kwam ik er achter dat het met die maten nog niet zo gemakkelijk is om een goed zittende bikini vinden. De bedekking van mijn borstpartij leidde zonder provocerence golven niet tot veel nieuwe inzichten. Het elastiek kriebelde irritant, in mijn nek en langs de zijkant van mijn ribbenkast. Het topje kroop op als ik teveel bewoog waardoor de onderrand van mijn borstspieren te zien was. Erg vervelend. ‘Potje strandtennis, Sid?’ vroeg de verkering grijnzend.
Het pasproces van het broekje vond ik nog confronterender. Misschien kwam het door dat rare, langwerpige stukje hygiëne-plastic. Misschien doordat mijn intieme delen intimiderend strak tegen mijn lijf werden gedrukt, maar ik voelde me in een bikinibroekje kwetsbaarder dan ik me in boardshorts ooit heb gevoeld– en dat in de privacy van een paskamer. Het paskamerlicht toverde ook een ribbel buikvet tevoorschijn terwijl daar normaal toch echt de (aanzet tot) een sixpack te vinden is. Een koppel boven- en onderstukjes toegesneden op mijn maten was – ook met de hulp van mijn verkering – niet te vinden. Het was, om kort te gaan, geen daverend succes.
Nu is dat misschien niet een enorme verrassing: bikini’s zijn niet gemaakt voor mannenlijven. Maar mijn poging maakte de verkoopsterstongen losser. Gerustgesteld door mijn vriendin (‘hij doet dit voor zijn werk’) wist één van hen me te vertellen dat haar push up bikini haar frustreert omdat die vullingen zo langzaam droog worden ‘en je dan met twee natte kipfilets rondloopt’. Ik knikte begrijpend en paste een volgende bikini aan. Dapper trok ik het gordijn open. ‘Die boven en onderstukjes passen bijna nooit bij elkaar, hoor,’ troostte de verkoopster. Daar zei ze zelf ook last van te hebben. Maar ook in een ruimer broekje was mijn kont niet noodzakelijkerwijs sexier, erkenden de dames eerbiedig maar volmondig.
Ontdaan van mijn laatste snippertje mannelijkheid kleedde ik me weer aan. Met ieder kledingstuk voelde ik mijn zelfzekerdheid terugkomen. Ik beveel iedere man aan eens een bikini te passen. Het is een lesje in nederigheid. Mijn lichaam was confronterend en ik voelde me in een bikini niet sexy.
Vertellend over mijn pas-avontuur bij eerdergenoemde vrouwelijke vrienden leerde ik nog meer frustraties dan normaal, frustraties waar ik als ingewijde over mocht meepraten. ‘Het licht in die kleine hokjes is hels, ik ben ineens zó dik en lelijk,’ zei de ene. ‘Het ziet er ook gewoon niet uit, als je nog zo wit bent en dan zo met je sokken aan voor de passpiegel mooi proberen te zijn, buik beetje inhouden…’ zei de ander. Voor mijn mismatch in overeenkomstige boven- en onderstukjes leerde ik een sluwe oplossing: ‘Weet je hoeveel vrouwen stiekem in het pashokje een eigen setje maken?’
Ik raakte gebiologeerd door de problemen van de bikini. Meer vriendinnen gaven desgewenst hun ongezouten mening: ‘Dat enorme verschil tussen pashokje en strand! Dikke witte stof die ineens tóch doorschijnt, een broekje dat droog mooi past maar nat om je kont lubbert, of een cameltoe die er voorheen niet was.’ ‘Topjes die na iedere golf boven, onder of naast je borsten zitten.’ ‘Topjes waar anti-harde-tepel-pads inzitten die steevast in de voering dubbelklappen en onmogelijk weer goed te plaatsen zijn.’
De problemen bleken verder te gaan en diepgewortelder te zijn dan ik had verwacht, hun frustraties een onderstreping van waar ik zo langzaamaan zelf achter kwam: het is helemaal nog niet zo eenvoudig je goed te voelen in een bikini, laat staan in een lekker zittend, mooi uitziend en goed functionerend exemplaar.
Ik leerde nog meer. Voordat de vrouw überhaupt een bikini aantrekt blijkt een intensief prepareer– en verzorgingstraject zijn intrede te doen. Even voor de goede orde: ik moet er niet aan denken dat ik mijn halve lichaam om de zoveel dagen zou moeten scheren, laat staan dat ik dagelijks crèmes, poeders, zeepjes, spoelinkjes en maskertjes zou moeten aanbrengen, en stiftjes en tubetjes en watjes langs mijn gezicht, haar, wimpers, vingernagels, teennagels, eeltlagen, schaamhaar en geslachtsdelen zou moeten halen. Een stuk zeep, een scheermes en een tandenborstel zijn voldoende, dank u. Misschien wat tandpasta. Maar voor vrouwen blijkt bij die grote hoeveelheid rituelen iedere lente een sloot bitse bikini beslommeringen te komen. Het volhouden van die rompslomp vind ik prijzenswaardig. Sterker nog: die hoeveelheid lichaamsverzorging óók gaan uitproberen was me teveel van het goede.